Hoe ‘oneigentijdser’ critici de ontwerpen van architect Rob Krier vonden, hoe populairder hij werd

De op 20 november in Berlijn overleden Luxemburgse architect Rob Krier groeide in de decennia voor en na de laatste eeuwwisseling uit tot de invloedrijkste architect in Nederland. Niet alleen liet hij van de talrijke buitenlandse architecten die toen in Nederland bouwden de meeste en duidelijkste sporen na, maar ook vonden zijn stedenbouw en architectuur tot op de dag van vandaag veel navolging onder Nederlandse architecten.

Rob Krier, de oudere broer van Léon Krier (1942) die in opdracht van de Britse koning Charles II het dorpje Poundbury in het graafschap Dorset ontwierp, was een postmodernist van het eerste uur. Hij werd in 1975 bekend met het boek Stadtraum, waarin hij aan de hand van pleinen en straten in onder meer Stuttgart liet zien dat aangename, besloten ‘stadsruimtes’ in de modernistische stedenbouw verloren waren gegaan.

In de jaren voor en na 1980 ontwierp Krier enkele woningblokken in Berlijn in het kader van de Internationale Bau Ausstellung (IBA). Hiermee leverde hij een bijdrage aan het begrip ‘kritische Rekonstruktion’ dat na de val van de Muur leidend zou worden voor de nieuwbouw in het verenigde West- en Oost-Berlijn.

In 1993 opende Krier een bureau in Berlijn, maar zijn succes in Duitsland bleef beperkt. Weliswaar maakte hij het ontwerp voor Kirchsteigfeld, een nieuw stadje met 2700 woningen bij Potsdam, maar verder kreeg hij weinig opdrachten. „In Duitsland word ik als een soort fascist beschouwd”, gaf hij in 2002 in een interview in deze krant als verklaring. „Duitsers zitten nog erg met hun nazi-verleden en dat bepaalt nog steeds de architectuurdiscussie. Een pleidooi voor ambachtelijke architectuur is in Duitsland verdacht, omdat de nazi’s daar ook voor waren.”

De wijk Brandevoort in Helmond, ontworpen door Rob Krier.
Foto Nick den Engelsman

Kitscherig verlangen

In Nederland deed Krier zijn intrede toen hij begin jaren negentig de hoofdontwerper werd van De Resident, de nieuwe woon-werkwijk bij het Centraal Station in Den Haag. „Krier deed precies het tegenovergestelde van wat wij, Nederlandse architecten, hadden geleerd”, zegt architect Sjoerd Soeters die het Helicongebouw in De Resident heeft ontworpen. „Nederlandse architecten nemen altijd gebouwen als uitgangspunt voor een stedenbouwkundig ontwerp. Maar Krier begon zijn ontwerp voor De Resident met een dikke plak bebouwing en sneed daar als het ware met een stanleymes niet al te grote, aangename ‘stadsruimtes’ uit, zoals het druppelvormige Muzenplein. De gebouwen, die een groep binnen- en buitenlandse architecten vervolgens ging ontwerpen, moesten zich voegen naar de stedenbouw.”

Krier kreeg begin jaren negentig ook de opdracht voor het ontwerp van Brandevoort, de vinexwijk van Helmond met 6.000 woningen. Het werd een wijk met neotraditionalische architectuur en een deels door een gracht omgeven vestingstadje als centrum.

Kriers opkomst in de Nederlandse architectuur viel samen met die van de ‘Superdutch-architectuur’ van architectenbureaus als Rem Koolhaas’ en MVRDV die Nederland de reputatie gaven van het ‘modernste architectuurland ter wereld’. Kriers traditionalisme stuitte onder Nederlandse architecten en critici dan ook op veel weerstand. Het voornaamste verwijt was dat zijn werk oneigentijds was en getuigde van een kitscherig verlangen naar een voorbije tijd.

Maar hoe meer weerstand, des te groter werd Kriers succes in Nederland. Kriers traditionalistische werk bleek zeer eigentijds: projectontwikkelaars, wethouders en corporatiedirecteuren stonden in de rij voor Krier. Op Brandevoort volgden tientallen grote opdrachten, zoals het woongebouw De Meander in Amsterdam, Bataviahaven in Lelystad, het vestingstadje in de vinexwijk Haverleij nabij Den Bosch en het Gildenkwartier in Amersfoort. Bovendien vonden Kriers stedenbouw en architectuur veel navolging. Zo kregen zijn rijtjeshuizen in Brandevoort, die elk een eigen, herkenbare gevel hebben, massaal navolging. „Een gezin hoort niet thuis in een sardientjesblik”, zei Krier over zijn rijtjeshuizen. „Het gaat om mensen, om individuen – dat is toch het minste dat een architect moet begrijpen.”